Hij begon zijn carrière als assistent-bejaardenverzorger, maar nu kun je hem gerust een autoriteit in de zorg noemen. Zowel op beleidsmaatschappelijk als wetenschappelijk vlak. Prof. Dr. Ir. Daan Dohmen is ondernemer en wetenschapper. Hij richtte zorginnovatiebedrijf FocusCura op en is CEO en oprichter van Luscii, een bedrijf dat zich bezighoudt met ‘remote patiënt monitoring’. Hij is bijzonder hoogleraar Digitale Transformatie in de zorg en adviseerde het kabinet als Lid van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. Zijn werk doet hij vanuit een warm hart voor de sector en hij geeft dan ook passievol zijn visie op de technologische ontwikkelingen in de zorg.
Door Daan Dohmen
Daan: “In het bejaardenhuis waar ik jaren geleden werkte heb ik aan den lijve ondervonden hoe belangrijk aandacht en warme zorg is. Het gaat om mensen. Als je oud of ziek bent, ben je afhankelijk van een deskundig iemand. Dus hoe gaan we ervoor zorgen dat de schaars beschikbare dokters hun tijd goed besteden om met de juiste patiënten te praten? Je krijgt als patiënt vaak te horen: ‘Kom maar over 6 maanden terug, dan kijken we nog eens’. Maar met de techniek van nu kan een arts veel nadrukkelijker duiden wanneer je aandacht moet geven aan welke personen. Zo blijft er meer tijd over voor patiënten, en zo maakt koude techniek, warme zorg makkelijker.
Technologie in de afgelopen jaren
Sinds de start van de Zorgverzekeringswet (Zvw) is er op het gebied van technologie veel gebeurd. Ik heb daar bovenop gezeten. De technische ontwikkelingen in de zorg kan je in 3 lijnen uitsplitsen.
1. We zijn meer gebruik gaan maken van data in de zorg en die data zijn makkelijker uitwisselbaar. Patiëntendossiers zijn van het papier af en nu in computers en de cloud opgeslagen. In toenemende mate zijn die ook uitwisselbaar tussen verschillende zorginstanties. Er is de mogelijkheid om meer met de data te doen. De dokter kan deze zelf bekijken, en er zijn nu ook slimme digitale assistenten, zoals die van Google die radiologiefoto’s kunnen beoordelen. Data heeft een vlucht genomen. En dit is pas het begin.
2. De patiënt heeft zelf een veel actievere rol gekregen. Ik weet het nog goed. In 2003 hadden ouderen nog geen interne en iPads bestonden nog niet. We voorzagen personeelskrapte en kwamen op het idee om ouderen op afstand te ondersteunen via beeldbellen. Dat was destijds een heel gedoe, maar inmiddels zijn er wearables, bijvoorbeeld Apple Watches waarop je van alles kunt meten en aflezen: hartslag, saturatie (zuurstof), ademhaling, slaapactiviteit en in de nabije toekomst waarschijnlijk ook glucose en bloeddruk. De gegevens worden steeds nauwkeuriger en met machine learning kunnen we vroegtijdig zorgwekkende trends of gezondheidsrisico’s ontdekken, nog voordat iemand klachten heeft. Allemaal zaken waar je vroeger pas als je symptomen kreeg voor naar de huisarts ging. Ik noem dat een nieuwe voordeur naar de zorg.
3. Personeelstekorten noodzaken veranderingen. We verwachtten allemaal al dat het personeelstekort in de zorg gigantisch zou worden. En afgelopen jaar liet corona ons onder een vergrootglas zien wat het betekent als er te weinig capaciteit in de zorg is. Mede daardoor nam zorg op afstand een vlucht en werden beeldbellen en thuismetingen op veel plaatsen een vast onderdeel van de zorg: Het Jeroen Bosch-ziekenhuis bijvoorbeeld bleek hierdoor in staat om 90 patiënten met ernstige Covid thuis te behandelen. Ze kregen een zuurstoftank mee, de Thuismeten-app en meetapparatuur om hen te monitoren in het regionale zorgregiecentrum.
Zorg on demand
Voor de toekomst voorzie ik dat thuismeten voor allerlei patiëntengroepen standaard onderdeel van de zorg wordt. Er waren al pilots voor risico-zwangerschappen, hart- en longziekten. Sinds Covid zijn die heel snel opgeschaald. Ook zijn er voor meer dan 40 andere ziektebeelden thuismeetprogramma’s geïntroduceerd. De rol van de poli verandert radicaal. De zorgregiecentra waar artsen in opleiding en verpleegkundigen nu al patiënten op afstand monitoren, worden groter. Waar thuismetingen eerst vooral bedoeld waren voor coaching, zien we nu dat deze opschuiven naar triage. Het Engelse Babylon kreeg bijvoorbeeld een officiële huisartsenlicentie. En in Amerika biedt Amazon nu een heel eigen zorgsysteem voor werkenden, gestuurd via de mobiele telefoon en kunstmatige intelligentie in de cloud. Als het nodig is, komt men thuis voor diagnose of voor de bezorging van hulpmiddelen of medicatie. Dat is zorg on demand en dat gaan we hier ook in Nederland zien.
De steeds grotere beschikbaarheid aan data, helpt ons om veel eerder in te grijpen, nog voor een ziekte optreedt. Dat kan grote zorgkosten voorkomen. Maar tegelijk is er een ethisch vraagstuk. Willen we wel voorspellen dat iemand waarschijnlijk kanker krijgt? En hoe bekostigen we het preventief medicatie geven terwijl de persoon nog niet ziek is en we niet zeker weten dat dit gebeurt? Daar is ons zorgstelsel niet op voorbereid.
Data en kostenreductie
Maar zover is het nog niet. Willen we optimaal gebruik maken van data, dan moeten zorgverleners en bedrijven allereerst die data open gaan delen. Daar ligt nu nog een uitdaging. Vektis kan daarin een belangrijke partij zijn. Zij kunnen de declaratiegegevens die zij nu verzamelen, verrijken met andere bronnen. Een andere interessante rol voor Vektis is om uit te zoeken of de zorg door al deze digitalisering nu daadwerkelijk goedkoper wordt. Dat is nog niet bewezen. Uit onderzoek van onder meer UMC Utrecht blijkt dat thuismeten het zorggebruik reduceert. Maar dan komt het verdelingsvraagstuk om de hoek: Wie maakt welke kosten en ontvangt welke opbrengsten. Een onderzoek van Maasstad ziekenhuis, recent gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde , liet zien dat thuismeten ten behoeve van vroeg ontslag bij COVID-19 op papier bijna 250 duizend euro schadelast voorkwam. Maar tegelijk stegen de kosten voor het ziekenhuis met 100 duizend euro waar geen vergoeding tegenover stond. De verdienmodellen moeten dus op de schop en er zijn nieuwe afspraken nodig tussen ziekenhuizen en verzekeraars willen we het optimale uit digitale zorg halen. En datzelfde geldt voor andere ontwikkelingen, zoals nano- of biotechnologie die de farmaceutische industrie nu al enorm veranderen.
Scepsis maakt plaats voor enthousiasme
Nog niet zo lang geleden waren zorgverleners sceptisch over zorg op afstand. Maar door de Covid-situatie hebben zij het noodgedwongen ervaren. Ze hebben gezien in welke situatie het wel en niet kan. Ik beloof dat we daarmee nu definitief toegaan naar een blended zorgmodel, net als in veel andere sectoren. Digitaal als het kan, fysiek als er aanleiding voor is. Ik verwacht dat bestaande zorgorganisaties zich omvormen tot nieuwe, deels digitale zorgspelers. Je ziet dit nu al gebeuren in ziekenhuizen als Albert Schweitzer, Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, Isala of OLVG. En er gaan ook nieuwe spelers ontstaan. Immers, de meeste patiënten geven keer op keer in studies aan deze nieuwe zorg te prefereren. Het bespaart veel reistijd en ze houden energie over voor andere dingen dan zorg. Dat is cruciaal, zoals ik in mijn eigen omgeving heb gezien toen mijn zwager alvleesklier kreeg.
Eigen regie voor de patiënt
Veel patiënten vinden het bovendien prettig om zelf meer regie te hebben. De Thuismeet-apps helpen daarbij. Ook in andere sectoren zijn er mooie en slimme hulpmiddelen. Bijvoorbeeld de cMed medicatiedispenser. Dit digitale apparaat weet precies wanneer een oudere welke medicatie nodig heeft. Het geeft lichtsignalen en spuugt de juiste pillen uit. Bezoek van een verpleegkundige om alleen medicatie aan te rijken is daarmee overbodig geworden. Iets wat direct bijdraagt aan het oplossen van het personeelstekort in de ouderenzorg. Vilans heeft uitgerekend dat dat 16 uur per maand oplevert die aan directe zorg kan worden besteed. En het bespaart ook nog eens 800 euro per cliënt per maand. Een ander voorbeeld is de dagstructuurrobot ‘Tessa’ voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel of dementie. Tessa onthoudt dagelijkse handelingen en afspraken en geeft op de juiste momenten een seintje als de patiënt iets moet doen of als er bezoek komt. Het maakt mensen zelfredzamer.
ICT moet voor zorgverleners gaan werken
Een laatste zorg is dat we moeten waken dat de techniek in dienst blijft staan van de patiënt en zorgverleners. Wij werken zelf wereldwijd samen met Apple en zijn in hun design labs gedrild hoe belangrijk eenvoud is in ontwerp van digitale applicaties. De gebruikers zouden altijd centraal moeten staan. Helaas zie ik in de dagelijkse praktijk dat het nog weleens anders gaat. Dan ontstaan er monsters van complexe software die weinig intuïtief zijn en zorgverleners veel tijd kosten. Of er worden allerlei hippe apps geïntroduceerd, maar de organisatie van zorg wordt niet aangepast. Dan is die ICT eerder een blok aan het been dan een hulpmiddel.
Radicaal anders werken is de échte toekomst
Als je kijkt naar al deze ontwikkelingen dan is de toekomst dat we deze slimme technologie gebruiken ter ondersteuning van echt radicaal anders werken. Waar de patiënt niet langskomt als de dokter tijd heeft, maar waar de patiënt op exact het juiste moment, de juiste persoon spreekt. Digitaal of fysiek. En waar de zorgverleners zelf aan de knoppen zitten hoe zij het beste hun werk kunnen doen. Ik geloof erg in deze transformatie en heb dat ook in mijn eigen ondernemingen gezien. Wij noemen dat GREEN ON en lieten ons inspireren door de special forces. Zij weten met een klein team van mensen, heel veel werk te verzetten dankzij nieuw leiderschap, slimme organisatieprincipes en een sterk aanpassingsvermogen. Zo’n cultuur gun ik de zorg ook. Want uiteindelijk wil je als je echt ziek bent toch vooral een mens spreken. En dus moeten we er alles aan doen om ervoor te zorgen dat die warme handen er dan voor je zijn.´